vrijdag 15 maart 2024

Zelfbeheersing


                                  
-Zelfbeheersing is je rits dichthouden als daar niet om wordt gevraagd-
j.j.v.verre.

Erotische lusten zijn sterker dan mijn wil tot zelfbeheersing, hoewel ik me afvraag of mijn wil dat wel echt graag wil. Hoe weet mijn wil eigenlijk wel wat ik zou willen ? Mijn wil denkt in mogelijkheden en die zijn weer afhankelijk van plaats, tijd, geluksgevoel, frustraties, ontspannenheid, hongergevoel, mate van opwinding met release van lust opwekkende hormonen, zelfbeeld en nog veel meer aan de ego-wil verbonden tentakels. Misschien dat echte zelfbeheersing boven de wil moet staan en niet verbonden is met de grillen van de ego-wil. Is die zogenaamde zelfbeheersing dan een onderdeel van de zijns toestand, van het diepere met de ziel verbonden universele energieveld? En is die ziel of zijns toestand altijd verbonden met liefde? Ik vraag me dat vaak af, want als bij elke entiteit de diepere zijns toestand altijd met liefde verbonden zou zijn, dan zou alle ellende van de wereld alleen met het ego verbonden zijn? En daar wringt de schoen in mijn denken. Waarom gaan we daar van uit? Omdat wij als menselijke entiteiten een stukje goddelijke energie in ons dragen en die goddelijke energie staat voor liefde, oprechtheid en mededogen. Maar zou die “goddelijke energie” niet veel meer kwaliteiten kunnen bevatten? Ook kwaliteiten die niet goddelijk klinken, maar die wel een onderdeel zijn van het menselijke aspect en ervaring van het leven hier op aarde. Als de goedheid van de menselijke ziel zo sterk zou zijn en alleen het kwade door het ego zou worden geïnitieerd, dan zouden al die negatieve gebeurtenissen zoals haat en oorlog allang op onze planeet zijn verdwenen. Weliswaar een aanname. Een tweede mogelijkheid zou kunnen zijn dat er op aarde krachten aanwezig zijn die eigenlijk onmenselijke entiteiten zijn en verbonden met een ander energieveld. Reptielen of Anunnaki , of andere entiteiten die mogelijk van een andere planeet afkomstig zijn. Het reptielen-complot van de schrijver David Icke is een veronderstelling dat kwaadaardige reptielen de aarde besturen. Of die hypothese nu waar is of niet, uiteindelijk worden we grotendeels bestuurd en gemanipuleerd door wezens die verdacht veel op mensen lijken. Of dat allemaal “transformers”zijn durf ik te betwijfelen. Aan de andere kant, als iemand een sterke wil heeft, toont diegene een sterke autonomie. Wil alles graag zelf bepalen en heeft een bijzondere vindingrijkheid omdat het gewenste voor elkaar te krijgen. En als dat niet op een maatschappelijk geaccepteerde manier kan, dan maar op een andere wijze.


Het vermogen tot zelfbeheersing is minstens zo belangrijk als intelligentie in het leven, volgens gedragswetenschapper Will Tiemeijer. Ongeveer 60% van de verschillen in zelfcontrole tussen mensen zijn herleidbaar tot verschillen in genen, bleek recent uit onderzoek van promovendus Yayouk Willems aan de VU in Amsterdam. Die andere 40% wordt vooral gevormd in de kindertijd. Op een leeftijd van twee jaar begint het vermogen tot zelfcontrole zich te ontwikkelen, tot ongeveer zeven jaar, dat is dan de kritische periode. Wat je op je achtste levensjaar hebt opgebouwd, daar moet je het in je verdere leven meedoen. Wel kunnen op oudere leeftijd door allerlei factoren je zelfcontrole worden versterkt of ondermijnt. **


Nu weer terug naar mijn eerdere bewering dat erotische lusten sterker zijn dan mijn wil tot zelfbeheersing. Ben ik dan genetisch anders geprogrammeerd en is mijn zelfbeheersing daardoor zwakker? Of heb ik in mijn ontwikkeling als kind de beheersboot gemist? Dat zou heel goed mogelijk kunnen zijn, ware het niet dat mijn zelfbeheersing op andere momenten wel degelijk krachtig kan zijn en ook regelmatig er zorg voor draagt dat mijn te korte lontje niet met vuur in aanraking komt. Zou het niet ook mogelijk kunnen zijn dat mijn release van eros hormonen op bepaalde momenten wat hoger uitvalt? Of dat een schakel neuron in mijn brein denkt dat hij een automaat is en daardoor vergeet goed te schakelen? Het zou allemaal waar kunnen zijn, zonder dat mijn zelfbeheersing op zichzelf te slap of te weinig ontwikkeld is. Mijn erotische lusten zijn nimmer mens onvriendelijk, zodat ik in het bredere maatschappelijke debat omtrent grensoverschrijdend gedrag niets heb te vrezen. Hoewel je nooit zeker weet of er niet iemand is, die dat toch anders heeft ervaren. Bij het overlezen van deze beschouwing weet ik nog steeds niet wat mijn wil echt zou willen als het hem recht op de man zou worden gevraagd. Ik denk dat hij mij zou antwoorden als eens een mooi meisje in Amsterdam mij had beantwoord, nadat ik haar te indringend had aangekeken, met de erotisch vernietigende zin: Hé schele kijk voor je!! Lust kan tot last zijn, als men vervalt in een dwangmatige handeling zonder beheersbare keuze.

PS-Zelfbeheersing kan ook zijn, je rits dichthouden als daar wel om wordt gevraagd!!-

J.J.v.Verre.




Literatuur:


-Het vermogen tot zelfbeheersing,Will Tiemeijer, NRC 27-10-2022.**

-Zelfbeheersing, Wikipedia.


dinsdag 24 december 2013

De zin van zijn.

-Ik weet niet wat ik zocht, maar ik heb het gevonden.
Foto geschoten door Laura Voorma, Las Vegas,2013.




“Zijn” is het meest algemene en lege begrip. De zin van zijn is de samenvatting van de zinnen van zijn. Een ieder hanteert een ander begrip, maar toch weten we allemaal wat er mee wordt bedoeld.       Het begrip “zijn” is ondefinieerbaar. Het begrip “zijn” is vanzelfsprekend.  De vraag naar de zin van zijn moet toch worden gesteld. We moeten ons realiseren wat eigenlijk tot een vraag behoort om daaruit de zijns vraag als een uitzonderlijke vraag zichtbaar te kunnen maken. Elke vraag is een zoeken. Elk zoeken wordt bij voorbaat vanuit het gezochte gebied geleid .De zijns vraag vergt, gezien wat ze bevraagt, het verkrijgen en zeker stellen van de juiste toegang tot het zijnde. Maar  “zijnd ” noemen we van alles en in velerlei zin. Alles waarover we spreken, wat we bedoelen, waartoe we ons verhouden, is zijnd. Zijnd is ook wat en hoe we zelf zijn. Aan welk zijnde moeten we de zin van zijn aflezen, van welk zijnde moet de ontsluiting van het zijn uitgaan? Als we een zijnsvraag willen uitwerken, wil dit zeggen het doorzichtig maken van een zijnde, de vragende, in zijn zijn. Voor dit zijnde, dat we zelf telkens zijn en dat onder andere de zijnsmogelijkheid heeft van het vragen, kiezen we de term erzijn (Dasein).

Deze inleiding is ontleent aan het boek  “zijn en tijd” van Martin Heidegger. Het bovenstaande kan worden samengevat met de volgende zin: “Vragen is herkennend zoeken  van het zijnde in zijn veelheid van zijn”. Heidegger heeft veel zinsconstructies  nodig om de zijns vraag te analyseren.      Een interessante vraag doet zich voor uit de zin: “Elk zoeken wordt bij voorbaat vanuit het gezochte gebied geleid”. Spiritueel gezien kunnen we het gezochte primair stellen en ons afvragen of het gezochte de vrager of vinder niet initieert om het naar opzoek zijnde te vinden. Het gezochte staat gevoelsmatig alleen, met de elementaire angst om niet gevonden te worden. Indien we het gezochte inderdaad primair stellen,  dan worden de rollen omgedraaid en is de vrager of zoeker degene die ronddwaalt naar het gezochte met de kans dat hij niet vindt waarna hij opzoek is. Als het gezochte wordt gevonden, dan verdwijnt het gezochte spoorloos en zal de zoeker zich moeten transformeren tot een nieuwe zoeker, indien een nieuwe gezochte dit vanuit het verborgene mogelijk kan maken. Of het gezochte altijd invloed heeft op de hoedanigheid van de vinder blijft onduidelijk, evenals de mogelijkheid dat de vinder het gezochte toch niet echt heeft gezocht als hij achteraf het verkeerde heeft gevonden. De zin van zijn is het benoemen van de zoeker die het vindbare ontsluit. 

J.J.v.Verre.


Literatuur:

-Zijn en tijd, Martin Heidegger, Uitgeverij Sun, 2009.ISBN 9789061686309.

woensdag 12 januari 2011

Wie zijn wij?



Deze beschouwing is overgenomen uit: Spirituele Filosofie, met als titel: "Wie denkt die je bent". 
 In deze duale gedachte die zich begeeft tussen de zin van de onzin en een onzinnige explicatie van het zinvolle, mag het bedachte op de pijnbank worden gelegd. De bedenker is van alle verantwoording verlost omdat hij niet de denker of doener is en niet de schepper van deze beschouwing, die de grenzen tussen zin en onzin doet vervagen.Wat wij zijn vergeten moet ons worden herinnerd door het licht van onze ziel, de stem van ons hart en de betekenis van liefdedragende woorden.

De grootste fout die wij als mensen kunnen maken is te denken, dat  wij degenen zijn die denken. We zijn geen verzameling  gedachten, we zijn iemand anders. Iemand die zeker niet dezelfde is als de denker of de doener. We zijn in wezen het fundamentele die de denker of doener ontmoet in zijn geest. Het zijn is de ongemanifesteerde vorm van energie welke een interactie aangaat met een lichaam en zo het bewustzijn genereert. Het lichaam wordt geanimeerd door het zijn, maar wordt door de geest in de war gebracht, die het denken als iets van zichzelf beschouwt. Als wij de denkers noch de doeners zijn, wie is er dan verantwoordelijk voor onze daden? De wet van oorzaak en gevolg of worden wij geprogrammeerd door een mega  bewustzijn dat alle ontvangers in zijn web energetisch onder controle heeft? Nee, wij blijven als mensen in deze aardse beleving  zelf verantwoordelijk voor alles wat wij doen en ook denken. Misschien is in een ruimer kader gezien een mens zelf  wel verantwoording verschuldigd  voor alles wat  hem of haar overkomt, ook al bestaat er in eerste instantie geen directe relatie tussen het gevolg en een eventuele oorzaak. De illusie dat wij zelf de denker zijn wordt gevoed door het feit dat wij met bepaalde gedachtes aan de slag gaan en daar een creatie van maken. Die creatie geeft ons het gevoel dat wij zelf de schepper zijn, maar we zijn slechts de uitvoerder van aangedragen ideeën.  Het lijkt alsof wij zelf die ideeën  verwerken en omzetten in een bewuste handeling, maar ons zelf kan alleen handelingen of daden tegenhouden en soms initiëren, maar heeft slechts een bescheiden rol in de regie. De rol van lokale regisseur is voornamelijk weggelegd voor het ego. Onze mogelijkheden om ons lichaam te leiden, te besturen is eigenlijk maar heel beperkt, maar toch wordt steeds de suggestie gewekt dat wij dat zelf in de hand zouden hebben. Misschien berust een vrije wil alleen op een soort van veto dat het zijn kan uitspreken. Misschien is het ego wel een zelf denkend systeem  van  aaneengeschakelde hersencellen, die gedachtes opvangt en het denken richt op die zaken die het voortbestaan van het ego vergemakkelijken. Het ego gericht op het overleven en voortplanten van de soort en het onthouden van handigheidjes die het leven op aarde plezieriger en  lichter en leefbaarder maken.
Misschien zitten er in gevangenissen alleen maar onschuldige  zielen van wie  het veto  van het zijn niet werd gehoord.Onschuldig niet, want een ieder blijft zelf de verantwoording dragen voor zijn daden. Omtrent het straffen lopen we in een nieuwe valkuil en wijken de verschillende opvattingen nogal uiteen, waarschijnlijk is het doeltreffender om de toegankelijkheid van het zijn en het gevoel van liefde te versterken en daarmee de gewetensfunctie te verbeteren. Ook bestaan er verschillende ziekteprocessen waarbij de relatie met het zijn is verstoord en ook hierbij is een goede diagnostiek van belang om een aangepaste behandeling  in te zetten. Zodoende kan het wezen, het zijn, een voldoende krachtige stem laten horen, om de loop der gebeurtenissen te kunnen beïnvloeden.
Misschien is deze beschouwing alleen maar onzin, maar misschien ook niet. De waarheid omtrent deze opvatting ligt niet binnen ons dualistische denken, maar kan alleen worden bewaard als meerdere mensen zo gaan denken. Binnen de spirituele filosofie zijn meerdere waarheden omtrent deze beschouwing mogelijk. Nieuwe opvattingen over het  meer dimensionale karakter van de werkelijkheid kan ons leren een waarheid in een ander perspectief te zien. Het zijn, ons wezen,  berust op goddelijke liefde en de mens zal moeten leren deze kracht te gebruiken om de kwaliteit  van al het leven op aarde te verbeteren.  Ik ben jij, jij bent mij en wij zijn zij met ons erbij.
          J.J.v.Verre.

vrijdag 3 december 2010

Gedachte.


Droom ik de dingen die gaan gebeuren of laat ik de dingen gebeuren welke ik droom?  Een vraagstelling welke misschien is te vergelijken met  de probleemstelling: wat was er eerder de kip of het ei?  Wat de kip of het ei betreft is dit geen interessante vraagstelling, want beide zijn een onderdeel van hetzelfde,  in een parallelle  verschuiving  in de tijd. De kip is het ei zonder de schaal en  het ei is een schaal met een opgesloten kip. Wat we  eerder  of later noemen  is een verschuiving in onze lineaire tijdsopvatting , welke opgesloten ligt in onze driedimensionale tijdsbeleving. Een gedachte ontvangen is in ons gevoel  een creatie van het idee,dat we  iets bedenken noemen. Maar is dat bedenken  niet een oneigenlijke gedachte binnen  de mogelijkheden van ons denken?  De beleving van een werkelijkheid welke wij niet bewust meemaken, noemen we dromen. Maar zijn deze dromen een creatie van versnipperde ervaringen, een collage van verknipte beelden of een film die ons bewustzijn genereert als interactie met onze hersenactiviteit? In een droom voelen we de ervaring van onszelf, zien de beelden van anderen, maar we zien onszelf nooit als gespiegeld beeld. Dit geeft de opvatting meer steun dat droombeelden vanuit onze eigen cerebrale activiteit ontstaan. We beleven de geregistreerde beelden in een andere tijdsdimensie en  beschouwen dat als een droom, een onwerkelijkheid. Deze onwerkelijkheid kunnen we meestal goed onderscheiden van de dagelijkse werkelijkheid, welke we bewust meemaken. Mijn openingszin is misschien onjuist en had beter kunnen luiden: Droom ik dingen die kunnen gebeuren of laat ik de dingen gebeuren die ik droom. Hiermee wordt het verschil in opvatting veel kleiner. 

Binnen de spirituele filosofie ligt het antwoord in de lijn van de verwachtingen. Op het moment dat een droom wordt benoemd of wordt beleefd wordt er een werkelijkheid gecreëerd, welke als een gedroomde werkelijkheid wordt beschouwd. Maar als we die gedroomde werkelijkheid opschrijven, doorvertellen of verfilmen is het opeens een andere werkelijkheid geworden. Dus de werkelijkheid bestond al op het moment van het beleven.  Misschien zijn de verschillen met het ei en de kip toch minder groot. De droom die uit het ei ontwaakt, verrast de kip. De kip die elke dag weer opnieuw  zijn ei  kwijt is en steeds denkt: dat heb ik zeker gedroomd.

     J.J.v.Verre.

dinsdag 23 november 2010

De niet-tijd.


De dimensie van het tijdloze is een interessant gegeven welke ik in deze beschouwing nader wil bespreken. De tijdloze dimensie of ook wel de niet- tijd genoemd, bestaat gelijktijdig met onze driedimensionale aardse beleving van tijd en ruimte. De conclusies welke hieruit kunnen worden getrokken zijn de volgende: In de hogere dimensie van de niet-tijd bestaat alleen het heden, het nu. Als we de driedimensionale tijdsbeleving willen projecteren in de niet-tijd dimensie, dan is de waarde nul, want in de niet-tijd is de tijd per definitie nul. Dit betekent vanuit de driedimensionale ruimte gezien, dat ons verleden, heden en toekomst zich ook in het nu moeten afspelen, alleen weten wij dat niet .Wij denken in een lineair verband waarin het verleden zich via het heden naar de toekomst verplaatst. De dag en nacht en dan weer een nieuwe dag als vervolg van de lineaire tijdverplaatsing. Maar zult u denken ik wordt toch langzaam of snel ouder, we beleven toch een nieuwe dag na een nacht en we kennen toch onze geschiedenis, hoe kan dat dan als de tijd nul is? De tijd zoals wij die ervaren is een geïndoctrineerd raamwerk van aannames en geprogrammeerde zintuiglijke illusies, die een werkelijkheid moeten creëren in het driedimensionale tijd ruimte continuüm. Binnen de niet-tijd gezien bestaat de mensheid op aarde als mogelijke werkelijkheid, waarin alle incarnaties gelijktijdig bestaan. Deze werkelijkheid bestaat zonder dualiteit, zoals licht en donker, goed of slecht, bestaan of niet bestaan. Deze laatste dualiteit is kenmerkend voor het bestaan van de niet-tijd. In de niet-tijd is het bestaan niet gedefinieerd zoals wij ons aardse bestaan zouden definiëren. In de niet-tijd is het bestaan niet stoffelijk en niet gebonden aan plaats en ruimte. Het bewustzijn creëert een mogelijke plaats in de ruimte die wij als entiteit beleven. De snelheid waarmee wij van plaats kunnen wisselen geeft de illusie van tijd. Hoe kunnen we nu een verklaring geven voor de geschiedenis van de mensheid in de niet-tijd? Wanneer zal een projectie in een parallelle dimensie geen tijdverschuiving laten zien? We zouden ons kunnen voorstellen dat het driedimensionale gebeuren zich afspeelt in een fictieve werkelijkheid, in een droom of in een gemanipuleerde versie van getransformeerd bewustzijn. Alles wat wij als werkelijkheid ervaren is een geënsceneerde illusie die het gevoel van tijd moet suggereren en de snelheid van de tijdsbeleving tot weerzinwekkende snelheid kan opvoeren . We zitten als mensen gevangen in dit denkraam en ook deze beschouwing zal bij de meeste mensen het raam niet kunnen openen om het nu van de niet-tijd binnen te laten. Een tweede ,meer wiskundige verklaring zou kunnen zijn dat de niet-tijd als functie van de tijd nul moet zijn, doch dat de tijd binnen deze functie kan variëren binnen de grenzen van het nu. Het nu kan zich multipliceren in meerdere dimensies en de eenheid van tijdsloosheid kan de tijd versnellen of bevriezen als wiskundige vergelijking tussen die verschillende dimensies. De tijd verglijdt in een cirkel van zijn bestaan in de ene dimensie,lijkt lineair in een andere dimensie, maar blijft als punt geprojecteerd in het heden van de niet-tijd.
Binnen de spirituele filosofie is het heden de drijfveer van ons denken, gericht op de noodzaak van een open visie, die zowel de beleving van tijd als de niet-tijd niet alleen probeert te begrijpen,maar ook in een kader wil plaatsen van gelijktijdige existentie.
Lezers die deze beschouwing als pure onzin bestempelen zou ik willen voorhouden dat zin en onzin ook een dualiteit vormen welke in het tijdloze één zijn.

    J.J.v.Verre/maart 2009.

maandag 22 november 2010

Onzin.






welke zin bepaalt de
zin van de onzin?

die van de zinnige onzin
of de onzinnige zin?

wat onzinnig lijkt
kan zinvol zijn

wat zinvol redelijk lijkt
is nimmer rijk aan zinnen

ik koester de onzinnigheid
in zinneloos handelen

en wek mijn zinnigheid
in onzinnige gedachten

J.J.v.Verre/1979.