vrijdag 3 december 2010

Gedachte.


Droom ik de dingen die gaan gebeuren of laat ik de dingen gebeuren welke ik droom?  Een vraagstelling welke misschien is te vergelijken met  de probleemstelling: wat was er eerder de kip of het ei?  Wat de kip of het ei betreft is dit geen interessante vraagstelling, want beide zijn een onderdeel van hetzelfde,  in een parallelle  verschuiving  in de tijd. De kip is het ei zonder de schaal en  het ei is een schaal met een opgesloten kip. Wat we  eerder  of later noemen  is een verschuiving in onze lineaire tijdsopvatting , welke opgesloten ligt in onze driedimensionale tijdsbeleving. Een gedachte ontvangen is in ons gevoel  een creatie van het idee,dat we  iets bedenken noemen. Maar is dat bedenken  niet een oneigenlijke gedachte binnen  de mogelijkheden van ons denken?  De beleving van een werkelijkheid welke wij niet bewust meemaken, noemen we dromen. Maar zijn deze dromen een creatie van versnipperde ervaringen, een collage van verknipte beelden of een film die ons bewustzijn genereert als interactie met onze hersenactiviteit? In een droom voelen we de ervaring van onszelf, zien de beelden van anderen, maar we zien onszelf nooit als gespiegeld beeld. Dit geeft de opvatting meer steun dat droombeelden vanuit onze eigen cerebrale activiteit ontstaan. We beleven de geregistreerde beelden in een andere tijdsdimensie en  beschouwen dat als een droom, een onwerkelijkheid. Deze onwerkelijkheid kunnen we meestal goed onderscheiden van de dagelijkse werkelijkheid, welke we bewust meemaken. Mijn openingszin is misschien onjuist en had beter kunnen luiden: Droom ik dingen die kunnen gebeuren of laat ik de dingen gebeuren die ik droom. Hiermee wordt het verschil in opvatting veel kleiner. 

Binnen de spirituele filosofie ligt het antwoord in de lijn van de verwachtingen. Op het moment dat een droom wordt benoemd of wordt beleefd wordt er een werkelijkheid gecreëerd, welke als een gedroomde werkelijkheid wordt beschouwd. Maar als we die gedroomde werkelijkheid opschrijven, doorvertellen of verfilmen is het opeens een andere werkelijkheid geworden. Dus de werkelijkheid bestond al op het moment van het beleven.  Misschien zijn de verschillen met het ei en de kip toch minder groot. De droom die uit het ei ontwaakt, verrast de kip. De kip die elke dag weer opnieuw  zijn ei  kwijt is en steeds denkt: dat heb ik zeker gedroomd.

     J.J.v.Verre.

dinsdag 23 november 2010

De niet-tijd.


De dimensie van het tijdloze is een interessant gegeven welke ik in deze beschouwing nader wil bespreken. De tijdloze dimensie of ook wel de niet- tijd genoemd, bestaat gelijktijdig met onze driedimensionale aardse beleving van tijd en ruimte. De conclusies welke hieruit kunnen worden getrokken zijn de volgende: In de hogere dimensie van de niet-tijd bestaat alleen het heden, het nu. Als we de driedimensionale tijdsbeleving willen projecteren in de niet-tijd dimensie, dan is de waarde nul, want in de niet-tijd is de tijd per definitie nul. Dit betekent vanuit de driedimensionale ruimte gezien, dat ons verleden, heden en toekomst zich ook in het nu moeten afspelen, alleen weten wij dat niet .Wij denken in een lineair verband waarin het verleden zich via het heden naar de toekomst verplaatst. De dag en nacht en dan weer een nieuwe dag als vervolg van de lineaire tijdverplaatsing. Maar zult u denken ik wordt toch langzaam of snel ouder, we beleven toch een nieuwe dag na een nacht en we kennen toch onze geschiedenis, hoe kan dat dan als de tijd nul is? De tijd zoals wij die ervaren is een geïndoctrineerd raamwerk van aannames en geprogrammeerde zintuiglijke illusies, die een werkelijkheid moeten creëren in het driedimensionale tijd ruimte continuüm. Binnen de niet-tijd gezien bestaat de mensheid op aarde als mogelijke werkelijkheid, waarin alle incarnaties gelijktijdig bestaan. Deze werkelijkheid bestaat zonder dualiteit, zoals licht en donker, goed of slecht, bestaan of niet bestaan. Deze laatste dualiteit is kenmerkend voor het bestaan van de niet-tijd. In de niet-tijd is het bestaan niet gedefinieerd zoals wij ons aardse bestaan zouden definiëren. In de niet-tijd is het bestaan niet stoffelijk en niet gebonden aan plaats en ruimte. Het bewustzijn creëert een mogelijke plaats in de ruimte die wij als entiteit beleven. De snelheid waarmee wij van plaats kunnen wisselen geeft de illusie van tijd. Hoe kunnen we nu een verklaring geven voor de geschiedenis van de mensheid in de niet-tijd? Wanneer zal een projectie in een parallelle dimensie geen tijdverschuiving laten zien? We zouden ons kunnen voorstellen dat het driedimensionale gebeuren zich afspeelt in een fictieve werkelijkheid, in een droom of in een gemanipuleerde versie van getransformeerd bewustzijn. Alles wat wij als werkelijkheid ervaren is een geënsceneerde illusie die het gevoel van tijd moet suggereren en de snelheid van de tijdsbeleving tot weerzinwekkende snelheid kan opvoeren . We zitten als mensen gevangen in dit denkraam en ook deze beschouwing zal bij de meeste mensen het raam niet kunnen openen om het nu van de niet-tijd binnen te laten. Een tweede ,meer wiskundige verklaring zou kunnen zijn dat de niet-tijd als functie van de tijd nul moet zijn, doch dat de tijd binnen deze functie kan variëren binnen de grenzen van het nu. Het nu kan zich multipliceren in meerdere dimensies en de eenheid van tijdsloosheid kan de tijd versnellen of bevriezen als wiskundige vergelijking tussen die verschillende dimensies. De tijd verglijdt in een cirkel van zijn bestaan in de ene dimensie,lijkt lineair in een andere dimensie, maar blijft als punt geprojecteerd in het heden van de niet-tijd.
Binnen de spirituele filosofie is het heden de drijfveer van ons denken, gericht op de noodzaak van een open visie, die zowel de beleving van tijd als de niet-tijd niet alleen probeert te begrijpen,maar ook in een kader wil plaatsen van gelijktijdige existentie.
Lezers die deze beschouwing als pure onzin bestempelen zou ik willen voorhouden dat zin en onzin ook een dualiteit vormen welke in het tijdloze één zijn.

    J.J.v.Verre/maart 2009.

maandag 22 november 2010

Onzin.






welke zin bepaalt de
zin van de onzin?

die van de zinnige onzin
of de onzinnige zin?

wat onzinnig lijkt
kan zinvol zijn

wat zinvol redelijk lijkt
is nimmer rijk aan zinnen

ik koester de onzinnigheid
in zinneloos handelen

en wek mijn zinnigheid
in onzinnige gedachten

J.J.v.Verre/1979.