Foto geschoten door Laura Voorma, Las Vegas,2013.
“Zijn”
is het meest algemene en lege begrip. De zin van zijn is de samenvatting van de
zinnen van zijn. Een ieder hanteert een ander begrip, maar toch weten we
allemaal wat er mee wordt bedoeld. Het
begrip “zijn” is ondefinieerbaar. Het begrip “zijn” is vanzelfsprekend. De
vraag naar de zin van zijn moet toch worden gesteld. We moeten ons realiseren
wat eigenlijk tot een vraag behoort om daaruit de zijns vraag als een
uitzonderlijke vraag zichtbaar te kunnen maken. Elke vraag is een zoeken. Elk
zoeken wordt bij voorbaat vanuit het gezochte gebied geleid .De zijns vraag
vergt, gezien wat ze bevraagt, het verkrijgen en zeker stellen van de juiste
toegang tot het zijnde. Maar “zijnd ” noemen
we van alles en in velerlei zin. Alles waarover we spreken, wat we bedoelen,
waartoe we ons verhouden, is zijnd. Zijnd is ook wat en hoe we zelf zijn. Aan
welk zijnde moeten we de zin van zijn aflezen, van welk zijnde moet de
ontsluiting van het zijn uitgaan? Als we een zijnsvraag willen uitwerken, wil dit zeggen het doorzichtig
maken van een zijnde, de vragende, in zijn zijn. Voor dit zijnde, dat we zelf
telkens zijn en dat onder andere de zijnsmogelijkheid heeft van het vragen,
kiezen we de term erzijn (Dasein).
Deze inleiding is ontleent aan het
boek “zijn en tijd” van Martin
Heidegger. Het bovenstaande kan worden samengevat met de volgende zin: “Vragen
is herkennend zoeken van het zijnde in
zijn veelheid van zijn”. Heidegger heeft veel zinsconstructies nodig om de zijns vraag te analyseren. Een
interessante vraag doet zich voor uit de zin: “Elk zoeken wordt bij voorbaat
vanuit het gezochte gebied geleid”. Spiritueel gezien kunnen we het gezochte
primair stellen en ons afvragen of het gezochte de vrager of vinder niet
initieert om het naar opzoek zijnde te vinden. Het gezochte staat gevoelsmatig
alleen, met de elementaire angst om niet gevonden te worden. Indien we het
gezochte inderdaad primair stellen, dan
worden de rollen omgedraaid en is de vrager of zoeker degene die ronddwaalt
naar het gezochte met de kans dat hij niet vindt waarna hij opzoek is. Als het
gezochte wordt gevonden, dan verdwijnt het gezochte spoorloos en zal de zoeker
zich moeten transformeren tot een nieuwe zoeker, indien een nieuwe gezochte dit
vanuit het verborgene mogelijk kan maken. Of
het gezochte altijd invloed heeft op de hoedanigheid van de vinder blijft
onduidelijk, evenals de mogelijkheid dat de vinder het gezochte toch niet echt
heeft gezocht als hij achteraf het verkeerde heeft gevonden. De zin van zijn is
het benoemen van de zoeker die het vindbare ontsluit.
J.J.v.Verre.
Literatuur:
-Zijn en tijd, Martin Heidegger, Uitgeverij Sun, 2009.ISBN 9789061686309.